Monodialoog over levensloop (2004)

Rene Smits verheldert zijn curriculum vitae.


  • Vraag: Ben je een 'duivel-doet-al'? Wil je alles uitproberen?
    René Smits: Nee, zo is het niet. Maar ik wil voor elke impuls om iets te scheppen graag vertoeven bij de passende inspiratiebron. En het ligt ook wel wat in mijn lot. Na drie jaar tekenen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen (1939-1942) moest je kiezen tussen schilderen of beeldhouwen. Omdat verf niet kan herbruikt worden en klei wel, koos ik voor beeldhouwen uit angst de academie te moeten verlaten bij gebrek aan geld. De KASK en het Nationaal Hoger Instituut (1943-1950) waren, bij wijze van spreken, mijn woning gedurende ruim 10 jaar. Nu, in de loop van de laatste 50 jaar, heb ik wel eens kleur nodig gehad. Maar ik ben geen schilder geworden.
     
  • Vraag: Maar het had gekund?
    René Smits: Ik heb beeldhouwkunst gekozen. In de taal van mijn grootmoeder wil dat zeggen dat ik een goede engel heb gediend. Het was voor mij noodzakelijk dat ik me leerde oriënteren in de ruimte. Kleuren hebben geen achterkant.En misschien was het ook angst voor kleur. Kleur is nooit hetzelfde. Zelfs de schilderijen van mijn vrienden veranderen van kleur terwijl ik erbij ben. Ik vermoed dat kleur bevrijdend werkt en vorm bevestigend.
  • Vraag: Vijf jaar na je studies word je als tekenleraar aangesteld aan de Kunstacademie te Mechelen (1955). Had je toen al naam als tekenaar?
    René Smits: What’s in a name? Ik had 13 jaar onder leiding van een 10-tal kunstenaars getekend. Maar uiteindelijk heb ik leren tekenen door zelf les te geven. Onlangs vond ik een foto van een tekening die ik samen met de leerlingen naar een oude man getekend had. Ze houdt stand naast een tekening van Clouet. In de jaren 60 schreven critici, die me nooit ontmoet hadden, dat ze sinds Ingres en Minne geen werk van dat niveau hadden gezien.
     
  • Vraag: In 1962 kom je dan plots tevoorschijn met gravuren die bewonderd worden door vakmensen én dromers. Door hen die de vaste hand bij het snijden herkennen én door dromers die betoverd worden door het functionele van de vormgeving. Vanwaar komt plots die bekwaamheid?
    René Smits: Ik voelde me ziek en nestelde me bij de kachel, en bij mijn dromen. Een vriend had me eens gezegd: 'Je ne suis pas intéressé aux rêves de René Smits.' Daarom koos ik droombeelden met een archetypisch karakter. Ik heb een gans jaar aan die gravuren gewerkt (1963). Het zijn linosneden. Vakmensen vinden dat ongeloofwaardig. Ze werden gesneden met TIF-mesjes die ik als 12-jarige gekregen had van mijn vader. Ik werk er nog mee.
     
  • Vraag: Onlangs zag ik een tentoonstelling van Kallipège te St-Niklaas. Je was daar vertegenwoordigd met een schilderij. Weer een andere discipline?
    René Smits: Ik drenkte papieren in kleurbaden. Daaruit ontstonden boeiende vormen die de fantasie opwekken. Daarop maakte ik dan een tekening. Mijn vrienden vinden het wel een mooi schilderij. Maar ik ben bijna 80. Ze willen me troosten.
     
  • Vraag: Maar je hebt toch een hele reeks kleine paneeltjes beschilderd die aan een geschrift doen denken?
    René Smits: Je hebt dat goed geformuleerd. Luister: ik droomde dat er aan de huisdeur gebeld werd. Bij de open deur stond een fietser met een brief, aan mij geadresseerd. Hij vergewiste zich van mijn naam en adres. Dan riep hij naar zijn vriend die met zijn fiets een eindje verder stond: Het is hier! Samen fietsten ze de straat uit. Als kwajongens. De zeer oude brief in mooi handschrift kon ik niet lezen. De jaren hadden de inkt verkleurd. Hoe is het mogelijk dat een brief van misschien wel eeuwen oud aan mij geadresseerd toekomt? Zo is mijn behoefte ontstaan om paneeltjes te beschilderen (1970) als kleurig beschreven raadsels.
     
  • Vraag: Maar René Smits is in de eerste plaats een beeldhouwer.
    René Smits: Ongetwijfeld. Alleen al omdat beeldhouwen zoveel tijd en ruimte vergt. Zelfs in mijn picturale tekeningen ziet de geschoolde waarnemer het werk van een beeldhouwer.
     
  • Vraag: Van 1964 tot 1980 was je ook leraar beeldhouwen aan de ASK te St.-Niklaas.
    René Smits: De leerlingen hadden daar een prachtig atelier waar ze 12 uren per weekend konden werken. Sommigen maakten abstracte vormen, anderen kopieerden oude beeldhouwwerken in marmer of hout. Er werden ook portretten geboetseerd en nadien uitgevoerd in hout of arduin. Er was ook een zeer mooi naakt meisje, omgeven door enkele leerlingen die haar levensgroot in klei boetseerden. Ik denk dat daar sociale vaardigheid en innerlijke vrijheid werd beoefend. En ook een verregaande oprechtheid. Een beeldhouwer leert geven aan de materie wat de materie toekomt en aan de geest wat de geest toekomt. Maar het atelier was geen praatadres! Daar werden beeldhouwwerken gemaakt.
     
  • Vraag: In 1971 leerde je ook nog etsen bij Albertine Eylenbosch, een oud-leerling. Hoe kwam je daartoe? Ben je een van die kinderen die alle speelgoed voor zich opeisen?
    René Smits: Nu ja, spelen maakt deel uit van de artistieke techniek. Dat kan op elk niveau. Denk maar aan de grootmeesters van het podium die hun muziekinstrumenten bespelen.
     
  • Vraag: Van 1980 tot 1985 was je de Rijksinspecteur van het Kunstonderwijs.
    René Smits: Het werd me met veel aandrang gevraagd. Er waren geen kandidaten. Als tegenwicht studeerde ik viool aan het Mechelse Conservatorium. Nadien ben ik 20 jaar kamermuziek blijven spelen. Maar nu ben ik er te oud voor geworden.
     
  • Vraag: Wat heb je kunnen bereiken als Inspecteur?
    René Smits: In die tijd waren de scholen voor Beeldende Kunst nog niet afhankelijk van Cultuur of Onderwijs. Wel werden de lonen gesubsidieerd zoals in het Onderwijs. Dit was een sociale verbetering, maar de tol die geëist werd was de 'verschoolsing'. Kunstonderwijs valt niet onder de leerplicht maar onder het leerrecht. Misschien heeft mijn boek 'Pleidooi Kunstonderwijs' wel iets voor de toekomst. In 1985 werd het toch uitgegeven door de vereniging der directeurs CODIBEL.
     
  • Vraag: Maar wat na die zware periode? Ben je dan al zingend en springend naar je atelier teruggekeerd?
    René Smits: Ik vond het heel moeilijk. Ik heb me verplicht te tekenen naar het landschap. Dat was voor mij volslagen nieuw. Ik had portretten getekend, naaktfiguren, de mens maar nooit zijn omgeving. En nu zou ik zijn omgeving tekenen. Wat was dat moeilijk. In 1988 had ik een grote tentoonstelling te Antwerpen met o.a. die tekeningen. Ze hadden succes en dat is plezant.
     
  • Vraag: Hoe kan ik uw werk herkennen? Aan het stigma van een al te groots verlangen?
    René Smits: Ik ben een vrij kunstenaar die niet verplicht is zich te herhalen om herkenbaar te zijn op de markt. Maar mijn werk past wel in mijn levensloop. In gans mijn leven heb ik maar één vrouwenportret op eigen initiatief geboetseerd. Dat van Caroline. Het was geen goed beeldhouwwerk. Ik heb het niet bewaard. Maar een paar jaar later (1955) ben ik met haar getrouwd. Bijna alle andere portretten waren opdrachten, en die maken deel uit van mijn levenslot.
     
  • Vraag: Wie en wat waren uw voorbeelden?
    René Smits: In 1935, ik was toen 10, stond een man aan de deur met schilderijen te koop. Ik vond dat geweldig. Later heb ik dat ook gedaan in een villawijk, van deur tot deur met kleine linosneden.
    In 1944 hield ik veel van de houten beelden in de kerken: in het bijzonder van de Wenende vrouwen, de Gekruisigde en de Piëta. In 1947 hield ik veel van de tekeningen van Permeke. In 1948 was ik bijzonder onder de indruk van de retrospectieve van Henri Moore in de Biënnale van Venetië, van de renaissance-portretten in Italië en een Egyptisch Farao-beeld. Maar vooral de Khmerkunst in het Musée Guimet te Parijs. In 1950 inspireerde Henri Puvrez, die mijn leraar was geweest. En de vele voorbeelden die Middelheim ons schonk. Nu in 2004 zou ik zeggen: mijn werk werd beïnvloed door de tegenstelling 'Zadkine-Brancusi'.
     
  • Slot: Mag ik aan uw curriculum vitae nog toevoegen dat je zeer veel hebt tentoongesteld. Zelfstandig 20 maal en in groep 125 maal. Bovendien heb je verschillende retrospectieve tentoonstellingen gemaakt.
    In 2001 liet je nog een groot beeld van 1956 uitvoeren in brons. Alsof je je leven afsluit. Toch vermoed ik dat je ook in je 80ste levensjaar nog creatief zult zijn.
     
Monodialoog over levensloop (2004) Monodialoog over levensloop (2004) - 02 Monodialoog over levensloop (2004) - 03 Monodialoog over levensloop (2004) - 04