Hector Waterschoot: Een volkomen beheersing van het métier (1966)
Wie het oeuvre dat René Smits tot op heden heeft voortgebracht oppervlakkig overschouwt, kan wellicht de indruk opdoen dat hij met het werk van een wispelturig kunstenaar gekonfronteerd wordt. Niets is echter minder waar en wanneer men de artistieke ontwikkeling van de kunstenaar kronologisch volgt, ontdekt men achtereenvolgens de groei naar een ambachtelijk meesterschap en het ontluiken van een persoonlijkheid.
Aan de basis van de kunst van René Smits ligt een volkomen beheersing van het métier, een technisch kunnen dat een adekwate oplossing vindt voor ieder probleem waarvoor de kunstenaar zich gesteld ziet. Zijn opleiding betekende voor de jonge kunstenaar in de eerste plaats een vakkundige scholing die hem in staat zou stellen later een eigen weg te kiezen. De beeldhouwkunst eist trouwens van zijn beoefenaars een ver doorgedreven vakmanschap, ongetwijfeld meer dan voor de schilderkunst het geval is. De behandeling van de basismaterialen der beeldhouwkunst, de verschillende steen- en houtsoorten, laat niet dezelfde experimenten toe die een schilder zich kan veroorloven. Terloops kan hier wellicht de vraag gesteld worden of meer bepaald in dit louter technisch aspekt van deze kunstdiscipline niet de diepere reden schuilt voor het feit dat de hedendaagse beeldhouwkunst, in de ware betekenis dan van « beeld houwen », globaal genomen altijd eervol de konfrontatie met de moderne schilderkunst kan doorstaan. Het gevolg van deze houding was dat René Smits welhaast onvermij-delijk tot een akademische vormgeving kwam. Het uitbeelden van het objektief waargenomen natuurbeeld betekende voor de jonge kunstenaar een opgave waaraan hij zijn technische mogelijkheden testte. Of dit gevolg tot oorzaak werd van het principiële vasthouden aan een bijna rigoureus naturalisme dan wel of andere oorzaken hiertoe het hunne hebben bijgedragen, laten we hier in het midden. Hoe dan ook, hieraan hebben we een ganse reeks portretten te danken, beelden die getuigen voor het rake observatievermogen van de kunstenaar en tevens voor de doorgedreven ambachtelijkheid die hem toelaat de spontane glimlach van een kind vast te leggen of een karakteristieke gelaatsuitdrukking te onthullen.
De kaap der veertig jaar schijnt voor de kunstenaar en beslissend keerpunt te betekenen in zijn loopbaan. De periode van het akademisme blijkt voor René Smits zijn Sturm-und-Drang-periode te zijn geweest, een tijd waarin hij het middel als doel vooropstelde. Het etaleren van een technische bedrevenheid mag echter geen doelstelling zijn, het louter materiële aspekt van de beeldhouwkunst mag de kreativiteit van de kunstenaar niet domineren doch moet er integendeel aan ondergeschikt zijn. Op het hogergenoemd tijdstip van zijn loopbaan bereikt Smits een tweede stadium, dat waarop de talentvolle beeldhouwer tenvolle tot ontplooiing komt en tot kunstenaar is gerijpt. De kunstenaar is er zich van bewust geworden dat een technisch meesterschap niet noodzakelijk een naturalisme impliceert. Hij voelt in zich de drang om meer tot uiting te brengen dan impressies, hij wil innerlijke gevoelens tot expressie brengen in vormen die autonoom zijn, dit betekent, gestalte krijgen zonder enige aanleiding van buiten uit.
De ontwikkeling in het oeuvre van René Smits voltrekt zich op een merkwaardige wijze, namelijk in twee duidelijk onderscheiden richtingen. Enerzijds blijft de kunstenaar het harde materiaal getrouw en kapt hij skulpturen uit steen, doch zijn recente werken hebben zich verrijkt met de verworvenheden van de abstracte kunst. De uiteindelijke skulptuur is als het ware het resultaat van een organisch groeiproces in de materie, van een ontwikkeling die vanuit een innerlijke kern naar buiten stuwt en zich aan de oppervlakte manifesteert, nu eens in sensuele welvingen, dan weer in krachtige vertikale vormen. Het motief domineert nu niet meer de materie, beide elementen zijn integendeel tot een geestelijke eenheid vergroeid, tot een harmonie van inhoud en vorm.
Naast deze skulpturen in « taille directe » richt de belangstelling van René Smits zich ook verder naar het gips, materiaal waaruit de ontwerpen ontstaan die in brons hun uiteindelijke gestalte zullen krijgen. In deze reeks werken, voorlopig beperkt tot kleinere ontwerpen, reveleert zich een ander facet van zijn kunstenaarschap. Worden de gekapte beelden gekenmerkt door een gesloten vorm die zich in de ruimte als een onafhankelijk gegeven manifesteert, dan bezitten de bronzen skulpturen een speelser karakter. De wisselwerking tussen volume en ruimte wordt geïntensifieerd omdat de ruimte zelf in het beeld wordt geïntegreerd, ze wordt naast het volume als een volwaardig komponent aangewend.
Uit de onderscheiden karakteristieken van deze twee uiteenlopende tendensen die in het recente werk van René Smits opduiken, kan men tevens afleiden dat de keuze van het gebruikte materiaal niet aan het toeval wordt overgelaten. Determinerend hierbij is de uiteindelijke vormgeving ; hieraan is het materiaal ondergeschikt zodat men ook op dit gebied de gerijpte persoonlijkheid herkent van een kunstenaar die zich niet de wet laat opleggen door het materiaal doch door een oordeelkundige keuze zijn artistieke vrijheid veilig stelt. De verscheidenheid in de jongste produktie van Smits is geen versnippering maar integendeel een symptoom van de bewuste zelfaffirmatie van een kunstenaar die zijn eigen mogelijkheden heeft ontdekt.
René Smits voorstellen zonder even te verwijlen bij zijn grafisch oeuvre zou een verminking betekenen van zijn kunstenaarschap. Voorzeker is hij in de eerste plaats een beeldhouwer, iemand die gestalte geeft aan zijn innerlijke wereld in driedimensionale, tastbare beelden, doch de grafiek die hij tussen het beeldhouwen voortbrengt, reveleert in zijn beste bladen facetten van zijn kunstenaarschap die in de skulpturen niet even duidelijk tot uiting kunnen komen. Een gedeelte van zijn grafisch oeuvre staat in dienst van zijn skulpturale produktie ; het zijn tekeningen of schetsen waarin de kunstenaar met enkele (omtrek)lijnen vormen vastlegt waaruit later een beeld kan groeien. Daarentegen tonen sommige tekeningen de kunstenaar onder een andere gedaante, namelijk als de verfijnde graficus die bijna schroomvallig figuren tekent, sensibel van lijnvoering onder een subtiel spel van licht en schaduw, soms overgoten met een vleugje romantiek. In deze bladen is Smits geen beeldhouwer meer, maar een geraffineerd graficus.
De huidige tentoonstelling bezit in de artistieke loopbaan van René Smits een dubbele betekenis : zij is tegelijkertijd einde en begin. Zij besluit een langdurig vormingsproces, een scholing die met middeleeuws geduld en doorzettingsvermogen een langzame opgang naar een technische vervolmaking inhield. Tevens opent zij ruime perspektieven voor de toekomst ; zij kondigt niet enkel een ontwikkeling aan, zij illustreert reeds op een treffende wijze dat de ontbolstering van het kunstenaarschap een feit is geworden. Schuilt in de dualiteit van het ensemble een boeiend element voor de bezoeker, ze wettigt daarenboven de verwachting dat de naam van René Smits een voorname klank kan krijgen onder de beeldhouwers van zijn generatie.
Hector Waterschoot (November 1966)