Dr. Emiel Willekens: Smits is in essentie een dichter. (1964)

Smits is in essentie een dichter

 

René Smits - het dringt zo langzamerhand wel door - is een beeldhouwer met talent. Evenmin als een schrijver zich noodzakelijk moet houden aan één en hetzelfde genre, zal de plastische kunstenaar zich per se moeten bepalen tot één techniek, tot één materie. En wanneer Smits beitel en steen laat rusten om het Iinomes te nemen dan is dat niet om tussendoor een gemakkelijker vak te gaan beoefenen, maar wel omdat het hem - en wie verklaart de sprongen van de artistieke ingeving - plotseling het beste en het geschikste voorkomt voor een drang die uitdrukking vraagt.

  

Zijn lino’s, met al de variaties van onderwerp, verraden trouwens dezelfde spanning, dezelfde inspiratie die hem als beeldhouwer kenmerken, en dat moet ook een niet-specialist als ondergetekende opvallen, die graag getuigen wil dat hij als simpel kunst-gevoelige bij deze reeks niet onberoerd kan blijven.

  

Smits is in essentie een dichter, een lyricus begaafd met al de fijne sensibiliteit van de geestelijk dieplevende - maar die ook in jarenlange bezigheid zijn werkinstrumenten zo beheerst, zijn materiaal zo kent, dat vorm en vlak en lijn deze sensibiliteit volledig opvangen en ook overdragen. Bijwijlen ziet zijn blad er sober uit, weinig gecompliceerd of overdadig, maar dat heeft niets met bloedarmoede te maken: het getuigt van een economie in de middelen, die er op uit is in weinig trekken een des te groter intensiteit te leggen en dat lukt ook. Zijn stilte is niet star, zij radieert. Echter weet hij zijn stijl te variëren, hij weet te verrassen met een koener, bonter opbouw. Maar hij blijft subtiel, ingetogen in zijn mystieke, soms bovenaardse vergeestelijking. Dat brengt hem soms over de rand van de symboliek, het brengt hem in een sprookjesachtige, zachtklinkende, muzikale sfeer. Het hemelse, de passie, het symbool, de figuur, het tafereel: alles is voorhanden. Ook is hij bekommerd om de mens, en wel in diens gebondenheid, onmacht, in de beperking die de materie hem, het gekluisterde dier, oplegt. Ook die tragiek heeft Smits weten te brengen. De varieteit van zijn visie doet niet onder voor die van zijn uitbeelding. Niets is hem vreemd. De nederigheid van de menselijke staat niet, de vroomheid niet, de eros niet. Maar hij kan ook sterren strooien. En het lukt hem telkens weer op een nieuwe verrassende wijze. Hij schept rust, hij schept onrust, hij brengt afgrijzen maar ook weldadige lieflijkheid. Het is niet weinig. Het is al de rijkdom van een psychische geladenheid in velerlei uitdrukkingsvorm. Direct sprekend ook. Wij hoeven slechts te luisteren, wij worden er zelfs maar rijker van.

 

Dr. Emiel Willekens, directeur van de stedelijke bibliotheken van Antwerpen. (1964)

Dr. Emiel Willekens: Smits is in essentie een dichter. (1964) Dr. Emiel Willekens: Smits is in essentie een dichter. (1964) - 02 Dr. Emiel Willekens: Smits is in essentie een dichter. (1964) - 03